Deel 9 in een serie, met vandaag: Rosa van Zonneveld.
Ik heb nog niet heel lang geleden mijn witte hoogglans IKEA-meubels ingewisseld voor houten antieken meubels. Al vraag ik me af hoe antiek ze echt zijn. Harry van de kringloophal wist mij te vertellen dat het kastje wel 100 jaar oud moest zijn en dat 20 euro een koopje was. Mijn vader is er echter van overtuigd dat het een jaren ’60 versie is. Nu vind ik die Harry een vervelende man dus kies ik ervoor mijn vader te geloven. In die rondreis door de kringloopwinkels van Zwolle kocht ik ook de stoelen en de plaathoezen. De platen die ik in de hoezen vond gaf ik aan mijn zusje, wie ze op haar beurt aan haar eigen muur heeft gehangen; de muur van mijn oude kamer. De kamer die een luttele week nadat ik uit huis ging al werd ingenomen, maar waar ik nu nog vaak slaap. Mijn moeder heeft een klein huis, dus mijn opties zijn niet oneindig: naast mijn zusje op een apart matras, bij mijn moeder in bed of op de bank. In mijn vaders nog kleinere woning slaap ik op de oude slaapkamer van mijn zusje. Dat houdt in dat ik en mijn broertje in dezelfde kamer slapen, maar dat er in het midden een schotje is gebouwd en er een gordijn hangt, zodat het voelt alsof we allebei onze eigen kamer hebben.
Ik ben eigenlijk al de hele quarantainetijd in Haarlem. Ik had bedacht dat als ik in Zwolle zou blijven, ik me maar alleen zou voelen. Nu kan ik mijn broertje en zusje af en toe wel achter het behang plakken en valt het niet mee om je weer aan de regels van je ouders te moeten houden, maar ik ben blij dat ik hier mensen kan zien en kan knuffelen.
Ik kies er toch voor jullie mijn studentenkamer te laten
zien, omdat toen ik vorige week even in Zwolle was, plots weer zo blij werd van
mijn kamer. Van mijn balkon waar het altijd warm genoeg is, en waar je, als je
precies onderuitgezakt genoeg zit, het geel van de Jumbo blokkeert met een van
de planken van mijn balkonhek, en dán een heel mooi uitzicht hebt. Van mijn
koffiezetapparaat met melkopschuimer, de enorme tuin, de grote hoeveelheid
zonlicht die naar binnen valt en hoe ik er altijd mijn eigen muziek kan
draaien.
Ik heb me dan ook voorgenomen om vaker naar Zwolle te komen, de vrijheid die ik
hier heb is toch wel heel fijn.
Hoe blij ik nu ben met mijn woonplek staat pal tegenover hoe dat een aantal jaar geleden was. Op de middelbare school schaamde ik me vaak voor waar ik woonde. Ik zat op een rijke school, met vriendinnen die in Bloemendaal in villa’s woonden, met geautomatiseerde poorten, grote zwembaden en jacuzzi’s. Hoewel ik me niet wilde laten beïnvloeden, gebeurde dat toch. Dat resulteerde er in dat ik altijd bij anderen thuis afsprak en zij bijna nooit bij mij kwamen. Toen ik in Zwolle ging wonen werd de situatie omgekeerd. Ik had de kamer met de meeste zitplekken, een grote tuin, een balkon en makkelijke huisgenoten. Nu was ik opeens degene bij wie er verjaardagen werden gevierd die niet eens van mij waren en degene in wiens tuin er tot laat werd gebarbecued en wijn werd gedronken. Ik geniet er met volle teugen van. Ik ben slecht in alleen zijn. Tot op het punt dat ik bij mijn vrienden op de bank in slaap val, maar nog steeds niet naar huis wil ‘omdat het nog zo gezellig is’. Ook nu ik in Haarlem woon, ben ik zo’n vier dagen per week bij mijn beste vriend te vinden.
Dit is waar ik altijd zit. In die grote grijze stoel, met het grote roze kussen in mijn rug en mijn voeten op de leuning van de bank. Tegenover de spiegel, zodat ik tegen mezelf kan praten en het lijkt alsof ik niet helemaal alleen ben. Ik praat altijd tegen mezelf als ik alleen op mijn kamer ben. Ik vertel aan een non-existent publiek hoe mijn dag was of maak hardop een lijstje van wat ik nog moet doen.
Om die spiegel heen hangen tientallen kaarten en foto’s. Mijn doel is om de deur voor het einde van de opleiding vol te hebben. De kaarten heb ik in musea gekocht of van vrienden gekregen. (Dank Emma voor de felroze kaart rechts onderin.) En omdat ik van deze deur geen foto kan maken zonder er zelf ook op te staan krijgen jullie er een gratis selfie bij. Ik zal er meteen bij zeggen wat iedereen zegt die een spiegelselfie plaatst: Let niet op mijn vieze spiegel.
Wat jullie trouwens niet op deze foto’s zien is de beschamende hoeveelheid prullaria die ik door mijn leven heb verzameld. Tenminste, er staat al vrij veel tentoongesteld, maar als je achter mijn kledingrek zou kijken, in mijn kasten of in de hoekjes van mijn kamer, zou je dozen en tassen vol spulletjes vinden. Mijn meest dierbare bezit is mijn Dekamarkt-tas met ‘herinneringen’. Het ding zit vol oude scripts, kaartjes van familie en voorstellingen, foto’s, posters, losse dagboekbladzijden* en leuke briefjes wiens gevers waarschijnlijk niet meer weten dat ze die gegeven hebben.
Op mijn kastje staan een paar dingen tentoongesteld die ik liever niet wegstop in een supermarkttas. Deels omdat ze ervoor zorgen dat ik deze foto’s zo op Pinterest zou kunnen plaatsen onder de tag “Room inspo” en deels omdat ze belangrijk voor me zijn. Op de foto links sta ik samen met een lieve vriendin, Yente, die al drie jaar in het buitenland woont. Ik zie haar maar een paar keer per jaar in het echt, maar op deze manier toch bijna elke dag. Verder staan er boeken – meestal staan er meer, maar een deel is nu in Haarlem – cd’s, een fotoboek, de flyer van de mooiste voorstelling die ik ooit heb gezien (Weg met Eddy Bellegueule) en een prijs. De prijs won ik samen met een vriendin voor een ingekorte versie van de voorstelling die we maakten voor ons profielwerkstuk. De tweede prijs op het Haarlems Interscholair Toernooi, in de categorie Kleinkunst.
Iets anders waar je niet om heen kunt in mijn kamer is mijn kleding. Mijn kleding zorgt ervoor dat ik me helemaal mezelf voel. Sommige mensen zijn er van overtuigd dat je je vooral aankleed voor anderen, maar ik denk dat dat voor mij (meestal) niet geldt. Zeker nu vind ik troost in kleding. Ik kleed me elke dag aan, ook al zien soms alleen mijn mede-Nomaden slechts het bovenste deel van de outfit. Het zorgt ervoor dat de dagen echt voelen. Ik doe zelfs mijn schoenen aan het begin van een schooldag aan en pas als ik klaar ben met mijn werk weer uit.
Ik zal jullie toch ook de plek laten zien waar ik het liefst mijn tijd doorbreng als ik in Haarlem ben. Hoewel ik graag bij mijn vader ben heeft de woonkamer in mijn moeders huis, het enige huis waar ik al mijn hele leven woon, iets speciaals. Het is er licht en er staan bijna altijd bloemen. De blauwe armstoel hoort eigenlijk in de zithoek, maar ik zet hem bij de tafel. Ik zit erin terwijl ik dit schrijf, links van mij een kop verse gemberthee, rechts twee van mijn tientallen notitieboekjes. Op de achtergrond speelt non-stop een gedempte video, waarvan al het verdiende reclamegeld naar Black Lives Matter-organisaties zal gaan. Mijn eigen muziek klinkt door de speakers. Het is een zeldzame middag waarop ik alleen thuis ben. Ik praat lekker veel tegen mezelf.
*Mijn favoriet is zonder twijfel de bladzijde die ik in groep 8 schreef, een paar dagen nadat de jongen op wie ik verliefd was mij had afgewezen. Eerder verkondigde ik in dat dagboek dat ik me daarom heel slecht voelde, maar op deze bladzijde staat enkel: “IK BEN DEPRI, DEPRI EN NOG EENS DEPRI.” Ik was altijd al theatraal.
Dit artikel werd geschreven door Rosa van Zonneveld, tweedejaars student.