In het tweede jaar heb ik, in het kader van een filosofieproject, een essay voorgedragen aan de klas en aan de andere studenten van onze opleiding. Het was een project waarbij ieder van ons een essay heeft geschreven, voortkomend uit eigen onderzoek. Deze essays hebben we aan elkaar voorgedragen. Mijn essay ging over succes en de constante drang die wij mensen ernaar hebben. Ik vroeg mij af waarom wij deze drang hebben en waarom deze drang voor mij altijd resulteert in een gevoel van falen. Hieronder staat de weergave van dit essay dat ik op 11 februari 2019 heb voorgedragen.

“Daar sta ik dan.

Ik presenteer mijn essay, over het behalen van succes. Ik heb verschillende ingangen genomen. Waarom wil je succes behalen? Wat is succes? Hoe uit het verlangen naar succes zich? Wat is een verlangen?

Ik ben denk ik minstens vijf keer op het punt gekomen waarvan ik dacht: dit is helemaal niks.
Ik heb het uitgesteld; opnieuw geschreven. En weer uitgesteld.

Gisteren ben ik dan op het punt gekomen dat ik me realiseerde dat ik er niet tevreden mee ging zijn. Ik las wat ik had geschreven en dacht; Nee. Het zit in mijn hoofd waarom komt het niet op papier?!
Vooruit. Ik typ het nog 1 keer in mijn eigen woorden. Nog één keer ga ik het proberen.

Dus.
Ik heb niks. Ik heb het niet. Ik heb al zes essays geschreven en het lukt me niet. 

Ik ben zenuwachtig. Het feit dat we dit moeten vertellen aan meer dan mijn eigen jaar is nog niet eens wat ik het allerengst vind. Het aan mijn eigen jaar presenteren vind ik eng.
Ik vind het eng om iets aan mijn eigen jaar te laten zien.
Ik vergelijk me met jullie. Ik meet me constant aan jullie. 

Ieder van jullie is ergens beter in dan ik. Dat zie ik al meteen als ik kijk naar de afgelopen drie presentaties. Jovan heeft een heel evenement om zijn essay heen gemaakt; een filmpje, vragen stellen aan het publiek, Jolijn vind de woorden waar ik naar heb gezocht en Irene zit hier met een zelfvertrouwen waarvan mijn eigen zenuwen en onzekerheid omhoog schiet. En dan kom ik. En ik ben nergens echt heel goed in.  Dat vind ik moeilijk. En stom. Maar daar heb je zo weinig aan. Dus ik ga het gewoon hardop zeggen:

Ik vind het eng om iets aan mijn eigen jaar te laten zien omdat ik me vergelijk met de anderen. 

Ik weet dat dat niet nodig is.
Ik vind het eng omdat ik wil dat jullie denken: wauw wat heeft Vera dit goed gedaan.
Ik vind het eng omdat ik dat gevoel dat jullie me daarmee kunnen geven (nog) niet zonder jullie kan krijgen. 

En ik weet dat het niet nodig is omdat ik heel goed weet dat ieder zijn eigen manier en stijl heeft en dat het om je eigen ontwikkeling gaat.  Maar ik kan het zo moeilijk loslaten. 

Mijn TM1 is vorig jaar in de voorlaatste week ontstaan. Ik weet niet meer goed hoe en wanneer maar opeens had ik een richting. En ik had er voor mijn gevoel al te veel gehad. Ik had een vast onderewrp als rode draad, maar de uitwerking bleef weg. Ik herinner me nog goed een gesprek met Boris, die me zei dat ik het niet hoefde te laten zien. ik hoefde mezelf die kwelling, want zo voelde het, niet langer aan te doen want niemand zei me dat ik op die datum iets móest laten zien, niemand. Alleen ikzelf. En daarnaast zei niemand me dat, als ik iets liet zien, dat dat het beste moest zijn wat ik dat jaar gemaakt had. Of het beste dat het publiek die avond gezien had. Niemand. Alleen ikzelf. De lat werd door de opleiding hier gelegd *maakt gebaar, hand op schouderlengte* en ik legde hem hier *maakt gebaar, hand ver boven het hoofd*

Alles wat ik bedacht kwam daar niet. Het kwam er niet. Tot die voorlaatste week. Toen kwam er een moment waarop ik het vond. Nogmaals: ik weet niet meer goed hoe en wanneer maar het lukte en dat was zo euforisch.
Dit moment kwam na het gesprek met Boris. Na het gesprek waarin me werd verteld dat dit *maakt gebaar, hand ver boven het hoofd*, niet te verwachten valt. En wat je al helemaal niet van jezelf moet verwachten, want dan is niks goed genoeg. 

Ik liet het een beetje los; een beetje, een beetje meer, net genoeg om weer ruimte te krijgen om te spelen. Net genoeg. Niet meer. Want hoewel het gevoel van falen het naarste gevoel is wat ik me kan indenken; is het ook een veilig gevoel. 

Ik had een TM1; ik was tevreden. Ik kreeg positieve reacties. Er waren mensen die het niks vonden. Ik weet zeker dat echt niet iedereen het mooi of tof vond, maar ik kon daar rustig onder zijn; want ik was zelf tevreden, voor ik ook maar één reactie had gehoord.

Nou. Dit is niet een monoloog over dat ik wil vertellen van; moet je mij eens zien het lukte me bijna niet maar ik heb toch even mooi een TM1 gemaakt. Nee. Wat ik wil zeggen is dat ik een succeservaring voor mezelf heb gecreëerd. Weliswaar met heel veel hulp, maar dat is niet erg. 

In de filosofieweken heb ik veel geschreven, gepraat en nagedacht over verlangens. Verlangen naar geborgenheid, vriendschap, liefde. Er was een punt waarop ik me realiseerde dat ik een verlangen vergat.

Het verlangen naar succes.

Ik verlang naar succes. 

En dat vind ik moeilijk.

Omdat ik het vaak een lelijk verlangen vind.
Omdat het iets is wat lijkt alsof je dat alleen kan behalen als je jezelf naast anderen zet.

Maar dat is niet zo. Dat voelt soms zo; dat voelt misschien zelfs heel vaak zo. Maar ik heb gemerkt dat dat succesgevoel pas komt, als jij zelf tevreden durft te zijn. 

Vandaag, maandag 11 februari, dragen we dit essay voor. En zojuist heeft Sarah die van mij gelezen en me gevraagd om het nog iets breder te trekken. Dus dat ga ik nu doen. Ik ga dit dus even improviseren.

Ik denk niet dat mijn gevoel onbekend is voor anderen. Ik denk dat we elkaar constant wijzen op het behalen van succes en daarmee bewust of onbewust voeden met het gevoel dat we succesvol moeten zijn. 

Als ik deze opleiding in 5 of 6 jaar zou behalen dan zou dat kunnen voelen alsof ik gefaald heb. Omdat voor deze opleiding vier jaar staat. Maar als mijn ontwikkeling of mijn proces of wat dan ook het nodig heeft om daar ‘langer’ over te doen dan de norm, en ik sta daar zelf achter, dan ben je toch eigenlijk heel succesvol?

Ik kan nog een veel simpeler voorbeeld geven. Ik beland aardig vaak in de conversatie over mij en mijn relatiestatus. ‘hoe jammer het is dat ik geen relatie heb’. Voor mij heeft dit best een tijdje gevoeld alsof ik faal in het liefdesleven. Inmiddels weet ik, dat ik helemaal geen behoefte heb aan een relatie. Dus als de vraag op de volgende verjaardag, waar we met alle ooms en tantes in een kringetje zitten, luidt: Heb je al een relatie? En ik met nee moet (mag!) antwoorden, weet ik dat dit niet een moment van falen is. Want ik weet wat ik wil, en ik bepaal mijn eigen succes.

Verlangen naar succes is niet lelijk.
Niet altijd.
Verlangen naar succes hoeft niet lelijk te zijn.
Het mag mooi zijn.
Of het mag er gewoon zijn.

Deze zin wilde ik er per se in omdat ik het zo’n mooie zin vind.
Ik zeg het gewoon nog een keer: het mag er gewoon zijn.

Sorry. Ik heb geen boodschap die ik jullie wil meegeven op dit moment. Ik moet het zelf geloven.
Ja, ik hoop dat jullie denken, als ik zo ga zitten, van: dit was goed, mooi, leuk of iets anders positiefs.
Ja, ik heb gister aan Els gevraagd hoeveel woorden zij heeft. Omdat het vergelijken me nog niet helemaal kan loslasten. (Nee, ik heb niet hetzelfde aantal, ik zit er zelfs zo’n 500 onder)
Ja, ik wil heel graag dat dit het beste is wat jullie vandaag horen.
Maar het maakt met allemaal niet uit. Ik ga proberen om dat niet leidend te laten zijn in mijn eigen oordeel. 

Dus bij deze ga ik nu uitspreken.
Ik ben tevreden met mijn essay komma het was een succeservaring.”

Leave a Reply

Your email address will not be published.