{Mooie Mensen}
Jullie zijn mooi.
Lieve mensen.
Zo,
eigen.
Jullie zijn als muziek.
Jullie laten huilen en lachen,
uit het niets.
Plekje in mijn hart.
————————————
{Lach}
Lach tegen het leven.
Lach tegen tegenslag.
Leef nu.
Leef niet straks,
of eerder.
Lach.
————————————
{Goede Vriend}
Mijn stappen door
de straten van
gesloten winkels.
Doen niet af
aan mijn gevoel
voor jou.
Voor jou heb
ik altijd goed
vertrouwen.
Jou kan ik
niet afwijzen
of kwalijk nemen.
Tussen jou en mij
is het goed.
————————————
{door afwezigheid}
van gesprek
van oogcontact
van lief
van samen
van verwarring
van vragen
van duidelijkheid
van feiten
van hoop
van denken
van geloof
van doorzetten
van vasthouden
van hand in hand
van ruimte
van los
van uitkijken
van zien
laat
ik
gaan
———————————
{ik zit}
ik zit
op een bank
samen
met een
vriendin.
het is
stil.
we zeggen
niets.
alleen
muziek
die ons
begeleidt
door een
waas van
werkelijkheid.