Is dat mijn jas of die van jou? Vroeg jij me lachend,
Wetende wat het antwoord was.
Jij weet altijd wat het antwoord was. Wat het antwoord is.
Zelfs de ongestelde vraag, de verlegen geformuleerde
Of de voorzichtig gefluisterde vraag, is voor jou geen moeilijke.
De woorden stromen over je lippen, de wijde wereld in.
Gedragen door de koude winterwind die uit het noorden komt.
We trekken onze jassen aan.
Ik de jouwe, jij de mijne.
Rats jassen aan, huts muts op en gewoon normaal, ook nog een sjaal.
Handschoenen van jou omarmen mijn vingers en handen.
Mijne vergeten.
Altijd vergeten. Net als het antwoord op elke vraag die je me stelt.
Ik ben het vergeten.
Opkijkend, neerkijkend, afdwalend.
Schurende wind, die mijn neus binnen waait.
Ik kijk naar jou en zie hetzelfde gebeuren.
Voor ik de vraag kan stellen, zeg je: koud hè?
Ik glimlach. Nee, denk ik, want ik draag jouw jas.
Je steekt je handen in de zakken van jouw jas.
In mijn jas dus.
Nee jouw jas.
In jouw jas, die ik draag.
En ik vraag: is dat jouw jas of die van mij?
Winterlab ’20 Tekstlab #1